Vrouwen uit de Antillen in WOII

Delen via Whatsapp Delen via Facebook Messenger Delen via Facebook  

do 16 juli 2020 - vandaag is het 16-11-2024

Enkele zinnen vooraf:
Om minder bekend gebleven Tweede Wereldoorlog (WOII) verzetsstrijders uit Antillen bekendheid te geven, heb ik het verhaal geschreven van de studenten uit Antillen die in het Papiaments - een taal die de Duitsers, maar ook NSB'ers niet konden ontcijferen - communiceerden en alle denkbare verzetsacties pleegden.
Dat vertellen nuttig was, bleek uit de toezegging van een leraar die het verhaal in zijn lessen gaat opnemen. Dat vertellen nodig is, blijkt uit de reactie van de historicus die opmerkte: “Luís de Lannoy en het verzet van studenten uit Antillen, daar heb ik wel iets van gehoord.” Dan denk ik stiekem: “Hallo beste historicus, u bent geschiedkundige, ik mag wel hopen dat u er veel meer vanaf weet dan slechts iets.”
Al met al, de reacties op het verzetsverhaal waren talrijk en opbeurend, waarmee een goed argument is geboren om meer verhalen over vergeten en onbekend gebleven mensen uit Antillen in WOII te schrijven. Ik hoop dat u zich deze verhalen nog lang zal blijven herinneren, hoewel ze verhalen zijn die zich hebben afgespeeld in donkere dagen van hartverscheurend verdriet en u geneigd zal zijn ze gauw weer te vergeten. Of deze verhalen in uw geheugen gegrift zullen blijven of niet, ze moeten verteld blijven worden.

Foto's: Monument voor de Gevallenen - Willemstad, Curaçao. © Michiel van der Veur.

Ter verduidelijking:

Ik hoor u denken, waarom een verhaal alleen over ‘vrouwen in WOII’ en ook nog alleen ‘uit Antillen’. Wel, in verhalen over de WOII is er een lacune waar het om Antillen gaat. Een lacune waar het wel om mannen uit Antillen gaat. In vertellingen over de WOII ontbreken vrouwen uit Antillen volledig. Niet terecht, want de eerste Nederlandse slachtoffers als gevolg van WOII waren vrouwen uit Antillen.

Oorlog wordt sowieso beschouwd als een mannenzaak, bovendien tonen weinigen echt interesse in wat vrouwen in de WOII hebben meegemaakt. Onterecht, want ook vrouwen hebben hiermee te maken gehad, als verpleegster, koerierster en onderduiker, maar ook als verzetsstrijdster en vooral als slachtoffer. Zeg nu zelf, hoeveel van deze verhalen kennen wij nu eigenlijk? Ja, we kennen het verhaal van Anne Frank en Hannie Schaft, het meisje met de rode haren, maar wie kent het verhaal van Aphrodita da Costa Gomez, Elsa Graneveld of van de ‘manmoedige’ vrouw Siet Tammens, de WOII-heldin die altijd schooljuf bleef?

De vrouwen uit Antillen in WOII, EIsa Graneveld, Aphrodita da Costa Gomez, Edna Pontilius, Alice Martijn, Elva Ecury en vele anderen hadden één ding gemeen, zij vielen op. Zeker, medemenselijkheid, maar ook afkeer van de Duitse rassenwaan had hun beslissing beïnvloed om zich zo tegen de bezetter te verzetten. In het algemeen hadden vrouwen het heel slecht in de WOII, maar vrouwen uit Antillen ondervonden extra hinder van de Duitsers op grond van hun afkomst en kleur. Nu noemen we dit “etnisch profileren”. Vrouwen en meisjes uit Antillen werden voortdurend, zonder reden, door de ‘Sicherheitsdienst’ gearresteerd, maar deze dienst wist niet goed wat met hen te doen. Uiteindelijk werden zij steeds vrijgelaten.

De verpleegster uit Antillen Aphrodita ‘Fòdi’ Da Costa Gomez - die al op de eerste dag van de oorlog in haar ziekenhuis Sint Antoniushove in Voorburg werd geconfronteerd met ziekenhuisgangen vol zwaargewonden - was “Moeder Theresa avant la lettre” en hielp iedereen. Zij voorzag hongerige mensen van voedsel en verzorgde gewonde verzetsmensen. Fòdi was de hele WOII lid van de Antilliaanse studentengroep.

De bekendste vroedvrouw uit Antillen is ongetwijfeld Elsa Graneveld, geboren op Curaçao. Zij kwam naar Nederland om verloskundige te worden, ging in Heerlen op de school voor vroedvrouwen en zat op het kraamschoolinternaat bij de nonnen. Elsa noemde zichzelf “de exotische bezienswaardigheid”. Elsa, 23 jaar toen WOII uitbrak, redde veel baby’s het leven, gaf hulp bij bevallingen wanneer iedereen het liet afweten en was medeoprichter van de illegale Antilliaanse studentengroep. Ze ging terug naar Antillen en werd in 1989 voor haar verdiensten door de Curaçaose overheid gehuldigd. Haar laatste jaren verbleef ze in Nederland, in Zeist, waar ze in 2012 op 95-jarige leeftijd overleed.

Siet Tammens kon alles zo prachtig en treffend zeggen: “Ik ben in Groningen geboren, maar ben op Antillen gelukkig geworden”. Deze onderwijzeres, logopediste en onverschrokken verzetsleidster hielp onderduikers, maakte jacht op NSB’ers en was zelfs betrokken bij liquidaties van verraders en collaborateurs. Zij leidde overvallen op bonnenkantoren waar voedselbonnen buit werden gemaakt en zei in 2011 hierover: “Ik ben geen held, maar ben wel trots de eerste overvalster op bonnenkantoren in Groningen te zijn.”

In 1944 werd Siet gearresteerd en in kamp Vught een jaar lang zwaar mishandeld, waardoor ze nooit meer kinderen kon krijgen. Zij kreeg zelfs de doodstraf opgelegd, maar Siet Tammens overleefde. Na WOII zocht zij - zoals Siet zelf verwoordde - naar “de saamhorigheid die ze tijdens de oorlog had ervaren en die ze in het Nederland van na oorlog miste”. Die vond zij op Antillen, alsook haar man, waarmee ze in 1979 trouwde.

Ze was bijna 100 toen ze zei: “Mijn gelukkigste jaren duurde 2 jaar, want in 1981 stierf mijn man onverwacht.” Vanaf 1947 tot haar pensioen heeft Siet op Curaçao gewoond, waar zij hoofd van een school in het speciaal onderwijs was. Zij gaf op Antillen ook aan kinderen spraakles en sprak mooi en vloeiend Papiaments. Na haar pensioen keerde ze terug naar Groningen, ontving in 2000 het Verzetsherdenkingskruis voor haar verzetswerk en overleed in 2014, 100 jaar oud. Tot haar laatste dag bleef Siet oproepen tot saamhorigheid en tolerantie.

 

SCHIPBREUK

Middenin WOII, op 25 augustus 1943, werd de wereldberoemde Antilliaanse professor Micheal Herbert Pinedo in Willemstad op Curaçao geboren. Net als zijn vader werd hij ‘Bob’ genoemd. Niemand heeft op oncologisch gebied zoveel bereikt als deze Bob, bijgenaamd ‘de patiëntendokter’ met altijd tijd voor zijn patiënten. Bob Pinedo grossiert in onderscheidingen en heeft van de meest gevreesde ziekte - in toenemende mate - een ziekte gemaakt waar je mee sterft en niet meer waar je aan sterft.

Bijna was deze legendarische oncoloog uit Antillen Bob Pinedo nooit geboren. Want precies vier jaar eerder, eind augustus 1939, keerde het Curaçaose echtpaar Pinedo - vader Herbert (Bob sr.) en moeder Enid Lansberg-Pinedo - weer naar Antillen terug vanwege de oorlogsdreiging. Dat had echtpaar Pinedo toen goed gezien, want dit was de laatste reis van het schip waarmee ze gingen. Bij de eerstvolgende reis van de Simon Bolivar naar Antillen zonk dit KNSM-koopvaardijschip.

Toen eind augustus 1939 de Simon Bolivar naar Antillen vertrok met aan boord de Pinedo’s - die voor een jaar naar Nederland waren gegaan, maar veel langer bleven - kon niemand vermoeden dat dit de laatste reis van de Simon Bolivar naar Antillen zou zijn, waarbij de passagiers veilig op Antillen zouden aankomen. Nadat de passagiers ongedeerd van boord waren gegaan, keerde de Simon Bolivar terug naar Amsterdam.

Door de oorlogsdreiging werden Nederlanders door vrienden en kennissen op Antillen uitgenodigd om een tijdje bij hen op Antillen te komen logeren. Ook kregen mensen uit Antillen die in Nederland verbleven en studenten uit Antillen bezorgde brieven waarin werd aangedrongen op hun terugkeer. De studenten gaven sowieso hieraan geen gehoor; eerst moest de studie worden afgemaakt.

Deze studenten uit de Antillen hadden - net als overigens de meeste inwoners van Nederland - de naïeve gedachte gekoesterd dat het zo'n vaart niet zou lopen, ondanks de verontrustende berichten. Zelfs de oorlogsverklaring van Frankrijk en Engeland aan Duitsland op 3 september 1939, nadat Duitsland twee dagen eerder Polen was binnengevallen, deed de ogen niet opengaan. Bovendien werd het volk door de regering middels een aankondiging verzekerd dat Nederland strikt neutraal zou blijven.

Enkelen uit Antillen die in Nederland waren, zoals de Pinedo’s dus, besloten toch naar Antillen terug te keren. Zo ook Gerhard Wensing uit Aruba, 35 jaar, werkzaam bij de politie op Aruba en met verlof in Nederland.

Hij verbleef met zijn familie in Losser, een plaats in Twente, waar hij familie had. Na jaren sparen, maakte Gerhard gebruik van de ambtenarenverlofregeling die toen op Antillen bestond en kon de lang gekoesterde wens van familie Wensing eindelijk in vervulling gaan: “met vakantie naar het geliefde moederland”. Samen met zijn hoogzwangere vrouw, Marie Geertruida Wensing-Hesselink, 34 jaar, en hun vijf kinderen - drie jongens, twee meisjes en een op komst - vertrok Gerhard Wensing naar Nederland.

Op 15 oktober 1939 werd hun zesde kind in Losser geboren, een meisje, Maria Theresia Wensing. Bang geworden door de nare berichten, besloot Gerhard de twee oudste dochters voorlopig in Losser bij familie achter te laten en met zijn vrouw, drie zonen Gerhard (6 jaar), Hendrikus (3 jaar), Albert (1,5 jaar) en de pasgeboren baby Maria (inmiddels bijna 5 weken oud) naar Aruba terug te keren.

Op 17 november 1939 om 10 uur ’s avonds, vertrokken zij met het schip Simon Bolivar uit Amsterdam. Rond 2 uur ’s nachts voer het KNSM-schip de sluizen van IJmuiden uit en de Noordzee op.

Het met veel moeite uitgedokterde vaarplan naar Antillen ging door de Noordzee via de mijnenvrije route, langs de kust van Engeland naar Suriname en Antillen. Echter, de volgende dag ‘s middags om iets voor half twaalf werd de Simon Bolivar geraakt door een Duitse magnetische mijn, die het schip aan stuurboordzijde zwaar beschadigde.Magnetische mijnen worden geactiveerd door magnetische invloeden als een schip de mijn passeert.

Hoewel vóór het uitvaren geen sloepenrol was gehouden, viel de paniek mee en werden de reddingsboten snel gestreken en de zwemvesten aangetrokken. Ernstige paniek brak uit toen tien minuten later een tweede mijn het schip aan bakboordzijde raakte, olie de zee instroomde en de golven zwart verkleurden.

Gezagvoerder Hendrik Voorspuij was op slag dood en zijn schip ging naar de kelder van de Noordzee.Vele opvarenden kwamen om het leven, hoeveel is nooit precies vastgesteld. Zeker is wel dat 59 passagiers en 21 bemanningsleden omkwamen, hoewel de meeste lichamen nooit zijn geborgen.

 Terwijl Duitsland en Engeland in oorlog waren, zaten er aan boord 47 Duitse vluchtelingen en 77 Engelsen op weg naar Barbados en Trinidad. Behalve Nederlanders, velen uit Antillen, Suriname en Nederlands-Indië, waren er aan boord enkele passagiers uit Spanje, Colombia, Honduras, Tsjechië en ook acht staatlozen. Verder bevonden zich aan boord - verdeeld naar nationaliteit - een enkele Chileen, Deen, Noor, Haïtiaan en Chinees die op weg naar Antillen en Suriname waren om te gaan werken bij de BPM, ‘Bataafse Petroleum Maatschappij’, zoals de Shell toen heette.

Behalve de mannelijke passagiers bevonden zich - juist op deze reis - veel kinderen, meisjes en vrouwen uit Antillen die op Aruba, Bonaire en Curaçao waren geboren, aan boord van de Simon Bolivar.

De omgekomen vrouwen en meisjes uit Antillen waren de eerste Nederlandse doden als gevolg van WOII.

De volgende drie meisjes uit Antillen werden gered, alle drie waren ze op Curaçao geboren:Johanna Neeleman (9 jaar), Theresia Veltman (12 jaar) en haar zus Martha Louisa Veltman (15 jaar).

Ook drie volwassen vrouwen uit Antillen werden gered:Enriqueta Julieta Lepelaars-Hellmund (43 jaar) geboren op Bonaire. Echter, zowel haar 7-jarige dochter Inga als haar 3-jarige zoon Leo-Willem, beiden op Curaçao geboren, kwamen om het leven.

Ook de 35-jarige Anna Maria Knevel-Pietersz geboren op Curaçao, werd gewond uit zee gehaald en gered. Helaas kon haar 8-jarige dochter Anna, ook op Curaçao geboren, niet meer worden gered en verdronk.De laatste vrouw uit Antillen die werd gered was de 43-jarige Rosa Cruz Beatrix Wessels, ook zij was op Curaçao geboren. Rosa’s 10-jarige dochter Jacoba en haar 5-jarige vriendinnetje, Hedda Jansen, speelden op dek toen de mijn ontplofte. Beide meisjes, op Curaçao geboren, overleefden deze ontploffing niet.

 Geen enkele familie verloor zoveel familieleden als de familie Ten Have. Het 2-jarige meisje Nelly ten Have, geboren op Curaçao, verdronk. Ook haar vader Gerard ten Have (36 jaar), haar moeder Kaatje ten Have-Bontes (30 jaar) en haar broer Gerrit Albert ten Have (3 jaar) kregen een zeemansgraf.

De jongste moeder aan boord die omkwam was de 20-jarige Maria Rosa Matrona, geboren op Curaçao.

Zij keerde na een kort verblijf in Nederland met haar 3-jarige dochter Edith, ook geboren op Curaçao, terug naar haar familie op Antillen. Moeder en dochter Matrona verdwenen in de golven en verdronken allebei.

De oudste vrouw die omkwam was 56 jaar oud, Maria Gorsira geboren op Curaçao. Zij en haar jongere zus Micheline de Haseth-Gorsira, 47 jaar oud en ook geboren op Curaçao, stierven samen in de Noordzee.

Al deze vrouwen en meisjes geboren op Antillen stierven op 18 november 1939, een half jaar voordat de oorlog in Nederland begon. Zij stierven samen met enkele mannelijke passagiers en bemanningsleden.

 Onder de doden was ook de vrouw van de politieambtenaar uit Aruba, Marie Wensing-Hesselink, zijn zoon Hendrikus, 3 jaar geboren op Aruba en zijn dochtertje, baby Maria, bijna 5 weken oud geboren in Losser.

Gerhard Wensing en zijn twee zonen Gerhard van 6 jaar en Albert van 1,5 jaar overleefden de ramp.De gehalveerde familie Wensing uit Aruba kwam een week later volkomen wezenloos terug in Nederland.Gerhard moest naar Aruba om zijn zaken te regelen, maar kon niet meer terug en ook zijn kinderen konden niet naar Aruba, omdat de oorlog in Nederland inmiddels was uitgebroken. Pas vijf jaar later zag hij ze weer. Niet lang na de oorlog kreeg Gerhard Wensing een hersenbloeding en stierf op Aruba, 44 jaar oud.

 

SCHIPBREUK VAN DE BESCHAVING

Op 10 mei 1940 om iets voor zessen kwam een einde aan de neutraliteit van Nederland en werd men wakker door het geronk van vliegtuigmotoren en geratel van tanks. WOII was in Nederland begonnen.

Voor Antillen begon de WOII al op 9 mei 1940. Vanwege het tijdsverschil van zes uur met Nederland was het op Antillen enkele minuten voor middernacht toen gouverneur Wouters een telegram ontving over de Duitse inval in Nederland.

Enkele vrouwen uit Antillen - de oudste en de laatste - die deze oorlog niet hebben overleefd.Oudste vrouw uit Antillen die in WOII omkwam, was Johanna Frederika Visscher-Willems, 83 jaar, geboren op Curaçao. Zij stierf op 4 februari 1945 door uitputting in het Jappenkamp in Batavia, Nederlands-Indië.

Oudste vrouwelijke WOII-slachtoffer uit Antillen die omkwam in Europese vernietigingskampen was de weduwe Carolina van Lissa geboren op Curaçao, 78 jaar oud. Deze weduwe en haar 56-jarige dochter, Renette van Lissa, werden in hun woonplaats Den Haag opgepakt en zonder aanklacht gevangengezet. Beide dames werden later gedeporteerd naar Auschwitz en daar op 15 december 1942 vermoord.

De laatste vrouwelijke WOII-slachtoffer uit Antillen die omkwam was Elvira Isabelle Pfeiffer-Jonckheer, geboren op Sint-Eustatius. Zij stierf in het vrouwenkamp Kampong Makassar in Meester Cornelis in Batavia, Nederlands-Indië op 1 augustus 1945, vijf dagen voor de atoombom op Hiroshima.

 

Een trieste verhaal dat verteld moet worden is het verhaal van de Thelma Ester Polak en haar familie.

Thelma Polak

Thelma werd geboren op Saba, op 29 december 1920, en was zeer trots een Sabaanse te zijn.Zowel haar vader als haar moeder waren in Suriname geboren. Vader Maurice Polak, was arts en pendelde samen met Thelma’s moeder, Estelle ‘Betsy’ Arrias-Polak, tussen de eilanden van Antillen en besloot zich te vestigen op Saba, het kleinste eiland van Antillen, waar dochter Thelma werd geboren.

Thelma’s moeder ‘Betsy’ overleed op 34-jarige leeftijd, Thelma was net 2 jaar, haar broer Semuel 3 jaar oud.Vijf jaar later hertrouwde Thelma’s vader met Henriette Elte en vestigde zich in Paramaribo, waar zoon Henri en dochter Rebecca werden geboren. Midden jaren ‘30 verhuisde de hele familie Polak naar Amsterdam.

Op 21 mei 1940 - twee weken na het uitbreken van de oorlog in Nederland - kreeg het echtpaar Polak een dochter, Esther Henriëtte, en weer twee jaar later werd een jongentje geboren, Elie Meijer.

Eerst was de Jodenvervolgingswaanzin niet zo hevig, maar in 1942 werd de vervolging steeds agressiever en moesten vele joden onderduiken. De familie Polak dook niet onder en bleef hopen.

 Thelma kon heel goed leren, ging naar de HBS in Amsterdam en het lag voor de hand dat zij, net als haar vader, ook dokter zou worden, was het niet dat de oorlog roet in het eten gooide.Toen de oorlog in Nederland uitbrak was Thelma 19 jaar oud en woonde in Amsterdam.

Zij meldde zich vrijwillig als verzorgster van zieken en hulpbehoevenden en begin november 1940 ging zij als leerling-verpleegster werken in Het Apeldoornse Bos, een psychiatrische inrichting en verpleegtehuis. Het ging redelijk tot op 19 januari 1942 de directeur van deze inrichting, een Joodse arts-directeur, te horen kreeg dat zijn verpleegtehuis de volgende dag “zou worden gezuiverd van joden”.

De volgende dag, in de nacht van 20 op 21 januari, werd de inrichting inderdaad met harde hand ontruimd. Ooggetuigen verklaarden dat zieke patiënten - kruipend en liggend, oude vrouwen en kleine kinderen, half gekleed en naakt - op uiterst brute wijze in vachtwagens werden gepropt en naar de treinen gebracht.

Er werd buitensporig veel geweld gebruikt; er werd met kinderen gegooid, er werd geschopt en geslagen.

Op de vroege ochtend van 21 januari kwam Ferdinand Hugo aus der Fünten - een van de “Drie van Breda”, de beruchte misdadiger die ondanks alle protesten tegen zijn vrijlating toch in januari 1989 gratie kreeg - riep het personeel van de inrichting op, zich vrijwillig te melden om met de patiënten mee te reizen.

 Uit eigen beweging meldde Thelma zich als een van de eersten om met “haar” patiënten mee te reizen.Een van haar dierbaarste patiënten was de Antilliaanse vrouw Abigaël Santcroos, geboren op Curaçao.Het personeel kreeg van Aus der Fünten de garantie dat zij na deze reis konden terugkeren of vrijwillig konden blijven werken in het moderne ziekenhuis waar de patiënten naar toe werden gebracht.

Desondanks meldden er weinig vrijwilligers en werden 30 personeelsleden aangewezen die mee moesten.De patiënten werden in treinen geladen en direct naar Auschwitz en Sobibor in Polen getransporteerd.Het personeel werd apart in vrachtwagens naar het kamp Westerbork in Drenthe gebracht.

 

De pientere Thelma wist natuurlijk dat Westerbork een doorgangskamp was waarvandaan mensen naar vernietigingskampen werden doorgestuurd. Behalve intelligent en beeldschoon, was Thelma ook altijd van hoop vervuld en iemand die nooit uitstelde wat meteen gedaan kon worden.Thelma besloot met haar jeugdvriend Izak Cohen, een verpleger die ook in Westerbork gevangen zat, te trouwen voordat zij uit elkaar konden worden gehaald. Zij trouwden in kamp Westerbork op 2 februari 1942.Wij kunnen alleen maar gissen wat Thelma’s motief was om op de drempel van de dood te trouwen.Was het omdat, tegen alles in, haar hart vervuld bleef van hoop of kwam het misschien door haar ‘carpe diem-instelling’ en niet wilde uitstellen wat gedaan kon worden.Geen enkele van de afgevoerde patiënten van Het Apeldoornse Bos heeft het overleefd.

De op Curaçao geboren dame Abigaël Santcroos stierf in Auschwitz reeds op 25 januari 1942, vier dagen na de ontruiming van Het Apeldoornse Bos. Deze dame uit Curaçao stierf in de gaskamer.Ook niemand van het personeel van Het Apeldoornse Bos overleefde. Thelma Polak en haar echtgenoot Izak Cohen werden vanuit kamp Westerbork doorgestuurd naar Polen en werden op 5 maart 1943 samen in Sobibor vergast, een maand na hun huwelijk. Zij was 22, hij 23.Ook Thelma’s oudere broer Semuel (23 jaar) werd in Sobibor op 28 mei 1943 vergast.

Haar vader Maurice, stiefmoeder Henriette, halfbroertjes en halfzusjes Henri (15 jaar), Rebecca (12 jaar), Esther (3 jaar) en Elie Meijer (1 jaar) werden alle zes samen op 3 september 1943 in Auschwitz vermoord. Vader, stiefmoeder en de twee oudste kinderen werden vergast en de twee kleintjes verdwenen in de ovens van de crematoria, waar kleine kinderen standaard levend in het vuur werden gegooid.

 

Thelma Esther Polak, geboren op het kleinste eiland van Antillen, was zo trots dat zij Sabaanse was.Op school in Amsterdam schepte ze daarmee op en zij droomde ooit op Saba als dokter te kunnen werken. Misschien had ze wel net zo beroemd kunnen worden als dokter Bob Pinedo. Maar Thelma’s dromen bleken bedrog, want onze beschaving leed schipbreuk waarbij Thelma en haar hele familie de ramp niet overleefden.

 

Het is niet te begrijpen en moeilijk te geloven dat een beschaafde geachte cultuur en mensen met een geweten in gewetenloze monsters kunnen veranderen.Ik beschouw het als een soort plicht deze verhalen te vertellen, hoewel elke keer als ik ze vertel de emoties weer de kop opsteken. Ik blijf ze toch vertellen en weiger toe te staan dat de namen van deze slachtoffers in anonimiteit verdwijnen, anders sterven zij een tweede keer.

 

Met beleefde groeten,

Gilbert Engelhardt


Copyright - Disclaimer - Privacy

Betrokken organisaties

Gilbert Engelhardt


 In deze juli 2020 editie van het Latin-Magazine onder andere:

El silencio de la ciudad blanca

De thriller ‘De Stilte van de Witte Stad‘ "El Silencio de la Ciudad Blanca" van Eva García Sáenz de Urturi is een roman.

Cubaans eten én dansen in Club Akhnaton

Een stukje Cuba aan de Nieuwezijds Kolk: Comida con Salsa.

Advertorial

Follow us on Instagram: https://www.instagram.com/latinworld.nl/

Vrouwen uit de Antillen in WOII

In vertellingen over de WOII ontbreken vrouwen uit Antillen volledig. Niet terecht, want de eerste Nederlandse slachtoffers als gevolg van WOII waren vrouwen uit Antillen.